De mens als een autonoom individu? Het coronavirus maakt korte metten met dat idee

Trouw.nl – Birgit Meyer Beeld Patrick Post.

Mensen in het Westen houden er een zelfbeeld op na dat uitgaat van het autonome individu. Maar daar maakt het coronavirus korte metten mee. 

“Corona”, zegt Birgit Meyer peinzend, “dwingt ons realistischer naar onszelf te kijken als mens.” Ze zit in een bleke najaarszon op een terras aan het Amsterdamse IJ. Bontgekleurde sjaal, haar felrode jas glimt. Van over het water komt een koude wind. De 60-jarige Meyer is een gerenommeerde antropoloog en religiewetenschapper. Ze leidt aan de Universiteit Utrecht sinds april een onderzoeksproject naar corona en religie. In het boek Jenseits von Corona (Aan gene zijde van corona), zojuist in Duitsland verschenen, noemt ze het virus een boodschapper.

Wat heeft die ons te zeggen?

“De mens is kwetsbaarder dan we dachten. We namen aan dat de wetenschap funeste virussen door vaccinatie en behandeling onder controle had weten te brengen. En daarom kwam de crisis als een schok: hoe kan ons dit overkomen? Het was een ontredderende ervaring – niet alleen het gevaar van het nieuwe virus, maar ook de ervaring dat de medische zorg en de economie op hun grenzen stuitten. De pandemie is een ruwe realiteit die mensen dwingt om hun visie op zichzelf en de wereld kritisch te overdenken en bij te stellen. Mensen ontlenen houvast aan de verhalen die ze maken en doorgeven om zichzelf en de wereld te begrijpen. Crisissituaties zijn momenten waarop de tekortkomingen van dit soort verhalen pijnlijk duidelijk worden. Tegelijkertijd bieden ze de kans om naar een nieuw verhaal te zoeken, een andere verbeelding van de mens in de wereld.”

De coronacrisis is een zeer ingrijpende ervaring, maar aan de andere kant: we wisten van het bestaan van virussen af. Waarom moet toch ons hele mens- en wereldbeeld op de schop?

“We worden ons in deze pandemie op een heel persoonlijke manier bewust van onze eigen kwetsbaarheid én tegelijkertijd van ons potentieel om anderen te besmetten. We ervaren hoe een onzichtbare macht als een virus kan binnendringen in het lijf, dat we poreus zijn, doorlaatbaar voor invloeden van buitenaf. Ik kan besmet worden en ook anderen besmetten. Als je daarover doordenkt, ontdek je dat dit gegeven botst met de wensvoorstellingen van het moderne denken. Daarin geldt het individu als afgebakend en losstaand. Mensen in het Westen houden er een zelfbeeld op na dat uitgaat van het autonome individu. Een individu dat onbelemmerd door tradities z’n eigen keuzes maakt, en streeft naar authenticiteit en zelfontplooiing. De Canadese filosoof Charles Taylor schrijft over het moderne verlangen naar een buffered self: een zelf met een hek eromheen, een buffer, duidelijk afgegrensd van de omgeving, van de natuur en andere wezens. Maar het coronavirus, en de maatregelen om de verspreiding ervan te beperken, schoppen dit zelfbeeld in de war.”

U schrijft dat het sowieso al achterhaald was, ook voor de coronacrisis.

“Het oude narratief liep al flinke deuken op door de discussies rond klimaatverandering. Ook werd steeds duidelijker dat ons mensbeeld uit de pas loopt met de geglobaliseerde wereld waarin we leven. Die werd de afgelopen decennia steeds meer verbonden, een netwerk. Tegelijk bleven we de mens zien als atomen die volledig los van elkaar staan. Daarin zit een innerlijke tegenstrijdigheid.”

Was u niet voor corona ook al tegen dit individualistische mensbeeld? Tal van denkers grijpen deze pandemie aan om hun ideologische of politieke gelijk te halen.

“Ik zag inderdaad ook al voor de crisis de tekortkomingen van een neoliberaal denken, waarin het eigenbelang van het individu voor alles gaat. Tegelijk was de pandemie ook voor mij een schok. Het heeft me dieper doen nadenken over onze kwetsbaarheid. Ik besefte dat ik nog nooit echt had stilgestaan bij het bestaan van virussen, gek genoeg. Virussen hoorden voor mij op het terrein van de medische wetenschappen, niet de sociale, laat staan de religiewetenschap. Dat verraadt een manier van kijken die de gezonde toestand als ‘normaal’ opvat en die van ziekte als ‘uitzondering’. Ik bleek zelf ook behoorlijk te leunen op dat idee van een sterk, autonoom ik. Ook van die spanning tussen een geglobaliseerde wereld en een mensbeeld dat leunt op het ‘buffered self’ was ik me niet zo bewust. De pandemie leert me hoezeer we verweven zijn met andere mensen, maar ook met dieren en planten, de natuur. En dat we de effecten van deze verwevenheid maar beperkt kunnen controleren. We beleven niet alleen een gezondheidscrisis, maar ook een crisis als het gaat over onze rol en de plaats als mens in de wereld. Het virus ‘gebruikt’ mensen om zich voort te planten en te verspreiden. Dat botst met onze gedachte dat wij in het centrum staan en heer en meester zijn over de wereld. Dat idee wordt wel aangeduid met de term homo faber, de makende, scheppende mens, die de natuur onder controle brengt.”

Birgit MeyerBeeld Patrick Post

Zonder dat idee zou medische wetenschap nooit zijn ontstaan. Hebben we niet juist nu die homo faber keihard nodig, al was het maar om een vaccin te ontwikkelen?

“Het gaat mij er niet om de medische wetenschap te bekritiseren. Uiteraard hebben we die hard nodig. Ik ben alleen steeds meer vraagtekens gaan zetten bij een geïdealiseerd beeld van de mens als maker en schepper. In de natuurwetenschappen verkent men al geruime tijd de problemen rond dit mensbeeld. Denk bijvoorbeeld aan de discussies over het Antropoceen, zoals ons huidige tijdperk wordt genoemd, waarin de mens een onuitwisbaar stempel op de natuur drukt en daarmee juist zijn eigen voortbestaan bedreigt. Ook in de geesteswetenschappen wordt het idee van de homo faber kritisch tegen het licht gehouden. Onderzoekers wijzen erop hoezeer mensen met objecten, technologie en hun omgeving zijn verweven. Mensen zijn minder dominant en hebben minder controle dan ze graag denken. Ze zetten door hun handelen allerlei processen in gang die ze moeilijk kunnen overzien, laat staan bedwingen. Corona bepaalt ons daarbij. We moeten nu leren ‘met’ dit virus te leven. Dus is het belangrijk hierover na te denken. Zoals ik op posters in de stad lees: ‘We kunnen niet terug naar normaal, want normaal was juist het probleem’. We moeten het besef van onze kwetsbaarheid niet langer wegdrukken of ontkennen, maar ermee leren omgaan.”

In het boek schrijft u dat religie daarbij kan helpen. Op welke manier?

“Ik moest aan het begin van de crisis sterk terugdenken aan de tijd dat ik Ghana woonde, begin jaren negentig. Ik deed antropologisch onderzoek onder het Ewe-volk. Zij bleken een speciale god voor de pokken te hebben, Sakpata geheten. Andere volken in de omgeving hadden een soortgelijke god, met andere namen. Goden staan hier voor materiële machten waaraan men is overgeleverd – zoals de pokken, die elk droogteseizoen in het land terugkwam. Men probeerde die ervaring met rituelen rond de Sakpataverering een plek te geven. Tegelijk was die cultus een poging controle te krijgen over die machten: priesters waren zowel religieuze als medische autoriteiten. Door vaccins is de pokken vanaf de jaren zeventig in Ghana uitgeroeid. Toch bleef de Sakpatacultus bestaan. Toen ik er woonde, kon ik niks mee met die pokkengod. Maar nu komt die me opeens verrassend actueel voor, tot nadenken stemmend.”

Wat kunnen westerlingen van zo’n traditie leren? Hoe helpt hen dat?

“Je kunt zoiets natuurlijk niet een op een overnemen. Maar ik vind het interessant om andere omgangsvormen met virussen en meer in het algemeen ziekte te bestuderen. Overal op de wereld kampen mensen met ervaringen die vergelijkbaar zijn, we kunnen wellicht van elkaar leren. Ik pleit er zeker niet voor om naar een ‘premodern’ wereldbeeld terug te gaan met zaken als hekserij, zoals in Ghana. Ik ben seculier, hang geen religie aan. Toch vind ik zo’n Sakpataritueel interessant, het biedt me aanknopingspunten om anders naar de wereld en mijzelf te kijken. Sakpata hoort bij een manier van denken waarin mensen erkennen dat er allerlei invloeden en machten zijn die op hen inwerken. Spirituele, maar ook materiële, zoals virussen. Ze proberen er deel aan te nemen en daardoor een gevoel van controle te krijgen. Wij in het Westen willen ook controle, maar dan vanuit een bepantserd zelf, dat zich helemaal losmaakt van de natuur. Ik zie in zo’n Sakpata-cultus een erkenning van onze lijfelijke verwevenheid met de natuur. Van onze kwetsbaarheid.”

‘Jenseits von Corona’ is een bundeling van bijdragen van toonaangevende wetenschappers uit verschillende disciplines over hoe de pandemie onze wereld verandert. Meyer schrijft vanuit religiewetenschap over corona. Onder redactie van Bernd Kortmann en Günther Schulze, uitgever Transcript, 320 blz. € 25,99.

Toch staat een Ghanese inheemse religie waarschijnlijk ver af van de gemiddelde Nederlander. Ziet u dichter bij huis religieuze tradities waar zij iets mee zouden kunnen?

“Zeker. Religies zijn, overal ter wereld, bewaarplekken van de herinnering aan vroegere pandemieën. Een reusachtig, fascinerend archief van de manieren waarop mensen zijn omgegaan met lijden en ziekte – realiteiten die we in het Westen tegenwoordig het liefst zo lang mogelijk ontkennen en wegstoppen op plekken waar we ze niet hoeven te zien. Landen als Duitsland en Nederland gelden nu als geseculariseerd, en dat zijn ze grotendeels ook, maar het waren altijd zeer christelijke landen.

“Neem in Duitsland, het land waar ik vandaan kom, de traditionele passiespelen in Oberammergau. Die traditie ontstond in 1633, toen te midden van de gruwelen van de Dertigjarige Oorlog ook nog eens een verwoestende pestepidemie hele dorpen uitmoordde. Dorpsbewoners speelden in dit ritueel het lijden, de dood en de wederopstanding van Jezus na, vanuit de hoop dat de pest de dorpen dan zou sparen. Het was ook een rituele deelname aan het lijden, de dood. De traditie is tot op de dag vandaag gebleven. Ironisch genoeg werd het juist dit jaar door de corona-pandemie afgelast. Passiespelen waren tot in de moderne tijd in heel Europa wijdverbreid. Maar de moderniteit liet steeds minder ruimte voor een actieve omgang met lijden en ziekte.”

Ziet u nieuwe religieuze of seculiere rituelen ontstaan in deze tijden van corona?

“Ja. Er is in het geseculariseerde Westen nog steeds behoefte aan rituelen om lijden en dood een plek te geven en er een bepaalde zin aan te ontlenen. Kijk maar naar de populariteit van The Passion, een hedendaagse, geseculariseerde variant van het passiespel, dat miljoenen kijkers trekt. Dit jaar vond het digitaal plaats, met aandacht voor alle angst en leed door corona.

“In deze crisis kunnen gezamenlijke rituelen, religieus of seculier, vaak niet of alleen in aangepaste vorm doorgaan. Ik proef bij velen dat ze dat missen. Sommigen nemen daardoor hun toevlucht tot heel persoonlijke rituelen. Er ontstaan ook spontaan nieuwe. Met name tijdens de eerste lockdown viel me dat op. Nationaal klappen voor de helden in de zorg, balkonaubades. Laatst zag ik een foto van een boom in Overasselt waaraan mensen – naar een oude pelgrimstraditie – stukken textiel hangen om voor de genezing van geliefden te vragen. Daar hangen nu ook mondkapjes bij.”

Wie is Birgit Meyer?

Birgit Meyer (1960) is hoogleraar religiewetenschap aan de Universiteit Utrecht. Ze werd in 2015 onderscheiden met de Spinozapremie, de hoogste Nederlandse onderscheiding in de wetenschap. Meyer deed lang onderzoek in Ghana en schreef over zending en kolonialisme in Afrika, over moderniteit en bekering, over de opkomst van pinksterkerken in het neoliberale tijdperk, over de relatie tussen media, religie en identiteit, en over de rol en plaats van religie in de 21ste eeuw. Sinds 2016 leidt zij aan de Universiteit Utrecht het onderzoeksprogramma Religious Matters in an Entangled World, waarbinnen zij in april het project Dossier Corona opzette. Zie religiousmatters.nl.

Bron : Trouw.nl – Birgit Meyer door Wilfred van de Poll

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *