Waarom werden wij als criminelen hier opgesloten?

In 1958 komen vanuit Indonesië tientallen verstekelingen op het passagiersschip Johan van Oldenbarnevelt naar Nederland. Ze hebben Nederlandse voorouders, willen weg uit het land van Soekarno, maar zijn hier niet welkom. Na aankomst in Amsterdam worden de verstekelingen gedetineerd. Tot hun woede, want ze voelen zich Nederlander. 37 jongens moeten uiteindelijk terug, maar dan barst in Nederland een ongekend protest los.

“Waarom werden wij als criminelen hier opgesloten?” Charles Ferdinandus (73) is nog steeds boos. Samen met zijn broer Max (77) en Thijs Warella (73) is hij voor het eerst in 53 jaar weer terug in de Kruisberg te Doetinchem. Nu een halfopen gevangenis, in 1958 een detentiecentrum voor Indonesische verstekelingen die illegaal naar Nederland kwamen. De mannen zijn geëmotioneerd. Af en toe vloeit er een traan.

Na de Indonesische onafhankelijkheid in 1949 begint een uittocht van Nederlanders. Zeker als eind 1957 de anti-Nederlandse stemming zijn hoogtepunt bereikt door de Indonesische aanspraken op Nieuw Guinea, dan nog in Nederlandse handen. Nederlandse bedrijven worden genationaliseerd en Nederlanders tot ongewenst vreemdeling verklaard. De regering in Den Haag besluit tot een grootscheepse evacuatie. Tienduizenden Nederlanders worden naar huis gehaald. Maar duizenden ‘spijtoptanten’, Indische Nederlanders en pro-Nederlandse Molukkers willen ook weg. Ze hebben geen Nederlands paspoort maar voelen zich wel Nederlands. Ze zijn naar Nederlandse scholen geweest en hun ouders werkten voor het Nederlandse bestuur, bedrijfsleven of het KNIL. Ook zij voelen zich bedreigd en zien geen toekomst meer in eigen land.

Maar Nederland zit niet te wachten op grote aantallen Indische Nederlanders en verstrekt maar mondjesmaat visa: “Nederland zat nog met de wederopbouw, de woningnood was groot en men vreesde voor al het geld en alle tijd die gestoken moest worden in de opvang,” vertelt historicus Tonny van der Mee.

Sommigen vertrekken daarom illegaal, als verstekeling op één van de repatriantenschepen. “Op weg naar het land van verlangen”, schrijft Thijs Warella destijds in zijn dagboek. Aanvankelijk gaat het om een handjevol verstekelingen dat in Nederland vrij soepel wordt behandeld, maar in mei 1958 bereikt Den Haag het bericht dat de Johan van Oldenbarnevelt, onderweg naar Amsterdam, 69 verstekelingen meebrengt, waaronder Warella en de broers Ferdinandus.

Vast in de Kruisberg

Groepsfoto
© Maluku Museum

Het kabinet zit in zijn maag met de vele verstekelingen. ‘Nederland is vol’ is de gedachte en toelaten is niet rechtvaardig tegenover hen die in Indonesië wel op een visum wachten. De regering kiest voor de harde aanpak. Als blijkt dat men de hele groep niet meteen terug kan sturen, worden de verstekelingen bij aankomst in Amsterdam op 11 juni door de politie afgevoerd naar de Kruisberg, een voormalig Rijksopvoedingsgesticht in Doetinchem. Hier worden ze gedetineerd en aan een individueel onderzoek onderworpen op zoek naar “avonturiers en delinquenten”, zoals minister van Jusititie Samkalden het in de ministerraad stelt. Gekeken wordt naar reden van vertrek, familierelaties in Nederland, opleiding, verleden en algemene instelling.

Het onderzoek concludeert dat van de in totaal 139 verstekelingen er 37, waarvan 30 Molukkers, naar Indonesië terug moeten. Het zou hier gaan om ‘jeugdige avonturiers’ zonder binding met Nederland. Waar die beslissing precies op is gebaseerd, is nog steeds onduidelijk, aangezien een aantal wel degelijk hier familie heeft. In de nacht van 29 september worden de 37 jonge mannen onder politiebegeleiding afgevoerd naar Amsterdam waar de Johan van Oldenbarnevelt klaar ligt voor vertrek. Ze zullen de reis doorbrengen in een afgerasterd deel van het achterdek, bewaakt door politie. Een aantal jongens huilt, bang voor wat hen in Indonesië te wachten staat, vertelt Thijs Warella: “Voor de Indonesiërs ben je een landverrader. Je bent gevlucht, je gaat naar de vijand toe, en dan word je terug gestuurd.” 

Storm van protest

Aankomst uitgezette verstekelingen in Nieuw Guinea.
Aankomst uitgezette verstekelingen in Nieuw Guinea. © Museum Maluku

Een dag later krijgt de pers er lucht van. Er barst een storm van protest los, zowel in de Molukse als Nederlandse gemeenschap. Overal in het land wordt actiegevoerd voor de 37. In de Kamer ligt Samkalden onder vuur van de oppositie, die meent dat de 37 gevaar lopen in Indonesië. Opvallend pleitbezorger voor de 37 is VVD kamerlid mej.Ten Broecke Hoekstra die de terugzending ‘onmenselijk, onverantwoord en onaanvaardbaar’ noemt.

De tijd begint te dringen. Het schip met de 37 nadert zijn eindbestemming. De kwestie is voorpaginanieuws en haalt zelfs de internationale kranten. Zweden biedt aan de 37 op te nemen. Pijnlijk voor Nederland, zeker omdat Indonesië aankondigt de verstekelingen niet terug te nemen.
Ir. Manusama spant namens de Molukse gemeenschap in Nederland begin november een kort geding aan tegen de Staat. Hij eist dat de 37 naar Nederland worden teruggezonden. Maar Nederland blijft weigeren. De rechter doorbreekt de impasse en gelast de verstekelingen naar Nieuw Guinea te sturen. Hij betwijfelt of ze in Nederland zullen aarden maar vreest dat de 37 in Indonesië problemen krijgen na alle publiciteit.

Het goede nieuws bereikt de 37 bijna onmiddellijk via de scheepstelex. “Het was groot feest aan boord,” vertelt Thijs Warella: “We waren gerustgesteld.” In Nieuw Guinea is het leven goed voor de 37. Omdat ze zijn opgeleid en Nederlands spreken vinden ze snel werk bij het Nederlandse bestuur of bedrijfleven. Maar in 1962 komt ook daar een einde aan als de Nederlanders en Indische Nederlanders geëvacueerd moeten worden in verband met de overdracht van Nieuw Guinea aan Indonesië. De 37 komen alsnog naar Nederland. Legaal deze keer.

Tekst en research: Carolien Brugsma
Samenstelling en regie: Matthijs Cats

Bron : anderetijden.nl – Tussen-wal-en-schip

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *