Eindelijk wordt de geschiedenis van de voormoeders verteld

Koloniale geschiedenis Suze Zijlstra ging op zoek naar haar Indische familieverleden, dat deels zijn wortels heeft in de VOC. Het leverde zowel een persoonlijk boek op als een alternatieve geschiedenis van Nederlands-Indië.

Hoe ver ga je als historicus om de ‘historische sensatie’ te ervaren? Zo noemde Johan Huizinga, Nederlands beroemdste historicus van de vorige eeuw, het gevoel dat kon worden opgeroepen door een prent, een regel uit een oorkonde, of de klank van een oud lied. Suze Zijlstra geeft er een nieuwe interpretatie aan en gaat de keuken in om haar Indische familieverleden tot leven te wekken. De recepten van haar betovergrootmoeder blijken te zijn bewaard, en uiteraard ‘schreeuwen’ die erom om te worden geprobeerd, schrijft ze in De Voormoeders.

De passage is typerend voor het boek. In de officiële archieven is nauwelijks iets te vinden over de vrouwen in de familie van Zijlstra, het onderwerp van De Voormoeders. Daarom maakt Zijlstra, tot 2020 universitair docent maritieme geschiedenis in Leiden, zich bewust los uit het keurslijf van de academische historicus en grijpt ze elke mogelijkheid aan om hun verhaal te vertellen. Het resultaat is een prachtig, persoonlijk boek over haar familie, dat zich tegelijkertijd laat lezen als een alternatieve geschiedenis van Nederlands-Indië.

Haar familie is Indisch, maar zelf durfde ze zich eigenlijk nooit zo te noemen, schrijft Zijlstra. Ze voelde zich toch vooral Nederlands. Haar moeder werd geboren in Indonesië maar kwam al op jonge leeftijd naar Nederland. Zelf was Zijlstra nog nooit in Indonesië geweest, totdat ze begon te werken aan dit boek. Ze kreeg altijd te horen een afstammeling van VOC-opvarenden te zijn. Maar dat is maar een deel van het verhaal: de vrouwen in de familie hebben Aziatische wortels. Sommigen waren slaafgemaakt.

In de begindagen van de VOC hadden alleen hoger geplaatste functionarissen de mogelijkheid om een vrouw mee te nemen uit het moederland. Nederlandse vrouwen kregen kinderen die niet goed bestand waren tegen het klimaat in de tropen. En ze waren zo hebzuchtig dat ze hun man wel eens zouden kunnen aanzetten tot verboden privéhandel, dachten VOC-bestuurders. Daarom zagen ze liever dat mannen een vrouw zochten in de kolonie. Of kochten. Dat is waarschijnlijk wat Joan Happon, de oudst bekende voorvader van Zijlstra, deed. ‘Uit de vrouwen die hij in bezit had, kon hij één of meer favorieten kiezen om het bed mee te delen.’ Zijlstra vraagt zich hardop af hoe dit moet zijn geweest voor haar eerste voormoeder, van wie ze zelfs de naam niet weet. Van liefde is geen sprake geweest, vreest ze. ‘Als een heer van het huis je uitkoos, had dit fysiek en mentaal enorm pijnlijke gevolgen, maar tegelijkertijd kon dit voor een vrouw in slavernij haar status in het huishouden verbeteren.’

Slavernij. De familiegeschiedenis van Zijlstra is ervan doordrenkt. De man van Jacoba Happon, de eerste voormoeder van wie ze de naam weet, handelde zelfs in slaafgemaakten. Het is niet allemaal even fraai, die familiegeschiedenis, beseft Zijlstra. En ze kan zich niet sussen met de gedachte dat de vrouwen in haar familie het naar onze maatstaven beter deden, want vrouwen in de kolonie werkten vaak actief mee in het bedrijf van hun echtgenoot. Zijlstra heeft het er moeilijk mee. ‘Natuurlijk zou ik het liefst willen dat mijn voormoeder niet actief bijdroeg aan deze mensenhandel, zelfs al leefde ze van de opbrengst.’

En wat te denken van ‘Jacomina Fay’, voormoeder nummer vier, die trouwde op haar dertiende en vijfentwintig kinderen kreeg? In de kolonie golden andere normen dan in Nederland. Het is ‘nauwelijks voor te stellen’, schrijft Zijlstra.

Cassettebandje

Zijlstra doet het voortdurend: vertellen wat voor een gevoel de geschiedenis die ze beschrijft bij haar oproept. Toch wordt dat nergens irritant of koket. Ze bereikt ermee wat ze beoogt: die geschiedenis dichterbij brengen.

Soms is dat ronduit ontroerend. Bijvoorbeeld wanneer ze vertelt over een casettebandje met geluiden van een familiefeest dat 36 jaar geleden plaatsvond. Het was bestemd voor een neef in Amerika. ‘Je kon op een bandje nou eenmaal meer kwijt dan in schreeuwend dure telefoongesprekken.’ Ze hoort een gezellig geroezemoes van bekende stemmen. Natuurlijk wordt er gegeten – een tante is in de keuken foe yong hai aan het bereiden. En dan: haar 93-jarige overgrootmoeder. Ze wordt aangespoord een liedje in het Maleis te zingen, wat ze na enige aarzeling doet. Zijlstra stelt zich voor ‘dat het haar oma Betjie was die dit liedje voor haar zong toen ze nog een kind was.’ Aan het begin van Zijlstra’s onderzoek leek deze Betjie – de oma dus van haar overgrootmoeder, voormoeder nummer vijf – zo ver weg dat ze niet eens haar naam wist, nu is ze ineens dichtbij.

Het boek zit vol met fijne familieanekdotes, maar Zijlstra ontstijgt moeiteloos het niveau van de particuliere verhalen door die steeds vakkundig te verweven met de grote geschiedenis. De wreedheden van Jan Pieterszoon Coen in de zeventiende eeuw, de invoering van het cultuurstelsel in de negentiende eeuw, de ethische politieke eind negentiende eeuw, begin twintigste eeuw – het komt allemaal aan bod.

Een mooie rode draad in het boek is die van het veranderde denken over etniciteit en huwelijksmoraal. In de achttiende eeuw was het de gewoonste zaak van de wereld dat een man van Europese afkomst kinderen kreeg bij één of meer Aziatische vrouwen. Trouwen was toen niet aan de orde: pas in 1848 werd besloten dat iemand mocht trouwen met iemand die geen christen was. De kinderen die uit zo’n relatie voortkwamen konden wel worden geadopteerd – door de vader dus.

In 1852 werd vastgelegd welke bevolkingsgroepen er bestonden: ‘inlanders’ en ‘Europeanen’. Het kon dus allesbepalend zijn voor je toekomst of je vader je erkende. Neem de kinderen van Betjie, een ‘inheemse’ vrouw. Zij was niet getrouwd met Johan Rosenquist. Een bewuste keuze, vraagt Zijlstra zich af? Misschien wilde Johan niet trouwen omdat dat hem kon beperken in zijn promotiekansen. Op late leeftijd erkende hij wel zijn kinderen, die daardoor Europees werden. Daarmee werd niet alleen hun plaats in de geschiedenis bepaald, maar ook die van de auteur, generaties later. Omdat de familie Europees was, kon zij in 1955 naar Nederland vertrekken.

Etnische scheidslijnen

In de loop van de negentiende eeuw werden de etnische scheidslijnen steeds scherper. In een Indisch-Europese familie als die van Suze Zijlstra heerste dan ook angst om ‘te verinlandschen’. De sarong verdween als huiskleding voor Europese vrouwen. Omdat de betere banen steeds vaker waren weggelegd voor immigranten uit het moederland deden Indische families extra hun best patriottistisch te zijn. Vandaar ook de aantrekkingskracht van de NSB op hen in de jaren dertig van de twintigste eeuw. Frederik Hess, de grootvader van Zijlstra, zou ook interesse hebben gehad.

De familie van Zijlstra behoorde toen allang niet meer tot de echte elite en moest moeite doen om er nog een Europese levensstijl op na te kunnen houden. Maar bedienden bleven vanzelfsprekend: ze verdienden zo weinig dat ze toch nauwelijks op de gezinsbegroting drukten. De ochtend nadat Zijlstra’s oma in het huwelijk was getreden met Frederik stond het dienstmeisje van haar moeder voor de deur met warme chocolademelk. Een teken van liefde: haar ouders waren aanvankelijk tegen het huwelijk met Hess (geen familie, benadrukte oma later) die een duidelijk bruinere huidskleur had dan zijn verloofde. ‘Volgens de koloniale orde, waarin witter als beter werd gezien, maakte dit hem een minderwaardige huwelijkskandidaat.’

En toen kwam de onafhankelijkheid. Niemand van de familie was ooit in Nederland geweest. En toch waren ze te Europees om zich te kunnen handhaven in Indonesië, waar de stemming steeds meer anti-Nederlands werd. In 1955 vertrokken ze naar Nederland. Er is de afgelopen jaren veel gezegd en geschreven over de erbarmelijke ontvangst die Molukkers in Nederland kregen. Maar het welkom van Indischen als de familie van Zijlstra was ook bepaald niet warm. Ze werden ondergebracht in pensions en moesten alle kosten zelf betalen. Het gezin van Zijlstra’s oma had één kamer.

Een hapje

Later kwam oma in een appartement in Zwolle terecht waar ze de rest van haar leven zou blijven wonen. Naar het buitenland durfde ze niet meer – het had zo veel moeite gekost om naar Nederland te mogen migreren, ze was bang dat ze niet meer terug zou mogen komen. De eerste tien jaar durfde ze sowieso bijna de deur niet uit, in dat koude vreemde land. Als Zijlstra en haar zus oma in Zwolle bezochten dan zeiden ze altijd dat ze niet hoefden te eten. Ze kwamen na de lunch en zouden voor het avondeten weer weg zijn. Maar oma maakte steevast toch ‘een hapje’ voor bij de thee. ‘Als we vervolgens na een uur oma nog steeds niet buiten de keuken hadden gezien – behalve om te vragen of we nog wat te drinken wilden – dan wisten we dat we er weer in waren getrapt.’

Zijlstra was Nederlands, dacht ze aan het begin van haar onderzoek. Gaandeweg ontdekt ze dat er meer van haar familiegeschiedenis is blijven hangen dan ze had gedacht. Als ze bij haar eerste bezoek aan Indonesië vanuit het vliegtuig in een bus is gestapt, grijpt ze naar een lus boven haar hoofd om haar evenwicht te bewaren. Thuis hangen die altijd te hoog – ze is klein voor Nederlandse begrippen. Hier kan ze er gewoon bij. ‘Je merkt pas echt dat je iets kunt’, schrijft ze, ‘als je niet gewend bent het te kunnen.’

Ze is mede wie ze is door de cultuur van haar familie. Het zijn ‘veel goede dingen’, constateert ze tevreden, zoals gastvrijheid. ‘Gastvrijheid gaat voor eigen gemak, als gasten komen eten maakt een lege pan me onrustig, omdat er altijd nog wat hoort te zijn om aan te bieden. Hoe weet je anders of iemand werkelijk genoeg heeft gehad?’

Correctie 8-1-2022: In een eerdere versie van dit artikel werd gesteld dat de invoering van het cultuurstelsel in de achttiende eeuw plaatsvond en de ethische politieke aan het begin van de negentiende eeuw. Het cultuurstelsel werd in de negentiende eeuw ingevoerd en de ethische politieke aan het eind van de negentiende, begin twintigste eeuw. Dat is hierboven aangepast.


Suze Zijlstra: De voormoeders.

Een verborgen Nederlandse-Indische familiegeschiedenis. Ambo Anthos, 320 blz. € 24,99

●●●●

Bron : nrc.nl – eindelijk-wordt-de-geschiedenis-van-de-voormoeders-verteld

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *