Op zoek naar een nieuwe verstandhouding (6): Nancy Jouwe

Na de komma van Rutte komt educatie

Nu zelfs premier Rutte excuses heeft aangeboden voor het slavernijverleden van Nederland is het tijd om onze kennis daarover bij te spijkeren. Zodat we begrijpen hoe het nog steeds doorwerkt, zegt cultuurhistoricus Nancy Jouwe.

De Boothstraat in het centrum van Utrecht is ongeveer 150 meter lang en verbindt het Janskerkhof met de Voorstraat. Het pand op nummer zes, ongeveer halverwege de straat, is van oorsprong een claustraal huis uit 1424 en inmiddels al jaren in gebruik door de Universiteit Utrecht. Op een muur is te lezen dat van 1854 tot 1903 Nicolaas Beets er woonde. ‘Hij was als hoogleraar en predikant een vooraanstaand lid van de Utrechtse gemeenschap’, aldus Nancy Jouwe. Dankzij de stadswandeling die zij mede organiseert over slavernij en Utrecht is er meer informatie over het huis te vinden, dat refereert aan de slavernij. ‘Beets was een abolitionist. Hij heeft zich ingezet voor de vrijheid van tot slaaf gemaakten.’

Wie een ronde door de binnenstad van Utrecht loopt, hoeft niet eens heel goed op te letten om dit soort sporen van het slavernijverleden te zien. Het is alomtegenwoordig. De Stadsschouwburg staat nu op de plek waar tussen 1721 en 1744 een suikerraffinaderij stond. Daar werd door slaafgemaakten geproduceerde ruwe suiker verwerkt. Jouwe: ‘Er zijn ook panden van de universiteit die een rol hebben gespeeld in die geschiedenis. Als studenten dat horen, bijvoorbeeld dat ze in een gebouw zitten waar een tot slaaf gemaakte vrouw leefde, doet dat wel wat met ze. Ze willen dat gewoon ook weten, onze eigen geschiedenis kennen, en het biedt mogelijkheden voor een open gesprek over een moeilijk onderwerp. Daarom is het ook goed dat iedereen weet dat het zo wijdverspreid is. Ook om ervan te leren voor de toekomst.’

Cultuurhistoricus Jouwe, van wie vorige week bekend werd dat ze zal toetreden tot de Raad voor Cultuur, is een van de experts in Nederland die al jaren onderzoek doet naar het slavernijverleden. Zij deed het onder meer in Amsterdam en Utrecht en bracht daar (met anderen) boeken over uit, niet toevallig twee steden die excuses hebben aangeboden voor hun rol in de slavernij. ‘We hebben als Nederlandse maatschappij heel lang gedacht en geleerd, eigenlijk tot begin 21ste eeuw, dat slavernij vooral een Amerikaanse geschiedenis was. Dat wilden we doorbreken.’

Met ‘we’ doelt Jouwe op de mensen achter Mapping Slavery, een initiatief van de Vrije Universiteit, waarbij directe en indirecte sporen van slavernij worden onderzocht in verschillende steden. Ook omdat ze zien dat de slavernij nog steeds doorwerkt in hoe er bijvoorbeeld naar zwarte mensen wordt gekeken. Wie aan Jouwe vraagt hoe het doorwerkt, krijgt een bevlogen minicollege. ‘Slavernij was verboden sinds de Middeleeuwen, dus eigenlijk was er al hardop gezegd door Nederlanders: wij vinden slavernij slecht. Dat laat ook zien dat het veelgehoorde argument dat je het in de tijd moet zien niet opgaat. Er was blijkbaar al wel het inzicht dat wij zelf geen slaven wilden zijn, maar voor zwarte en bruine mensen golden ineens andere regels. De VOC was al met plantageslavernij bezig op de Banda-eilanden in 1621 en het duurde tot laat in de negentiende eeuw tot het ook in Suriname en op de Antillen werd afgeschaft.’

Er is een periode geweest dat de protestanten zeiden dat zij geen slavenhandelaren waren, maar de katholieken wel. Maar dat veranderde ook snel, aldus Jouwe, en vervolgens werd de bijbel ingezet om te laten zien dat zwarte mensen en mensen van kleur de knechten moesten zijn. ‘Er zijn uiteraard ook wetenschappelijke ontwikkelingen in diezelfde periode, de achttiende eeuw en zeker ook in de negentiende eeuw, die natuurlijk ook helemaal samenlopen met het hele koloniale systeem, op basis waarvan allerlei soorten wetenschappers – biologen, natuurwetenschappers, filosofen – gingen nadenken over de vraag: hoe ziet de wereld eruit? Wie zijn de mensen die in die wereld wonen? Hoe gaan we ze categoriseren en welke maatstaven gebruiken we daarvoor en waarom?

Toen werd kleur een belangrijk onderdeel van dat gesprek. Dat ontwikkelde zich natuurlijk ook in hiërarchisch denken en dat zag je ook op het moment dat slavernij niet meer door de WIC en de VOC werd uitgevoerd, maar door de Nederlandse staat in de negentiende eeuw, die ook trots was op zijn imperiale rijk en dat ook wilde laten zien als een spektakel – zoals met de human zoo’s waar zwarte mensen werden “tentoongesteld” in onder meer Amsterdam en Rotterdam. Zo werd men “de ander” gemaakt, en als dier gezien. En als dat op een gegeven moment verschuift naar een meer menselijke vorm, is het nog altijd meer een knecht, denk aan Zwarte Piet. Dus er zijn allerlei manieren en vormen van het hiërarchisch categoriseren van mensen, en niet alleen in de wetenschap, maar juist ook in populaire cultuur.’

Jouwe laat heel even een stilte vallen. ‘En zo werkt onder andere de slavernij dus door. Met Witte onschuld spiegelde Gloria Wekker de dominante blik en liet ze zien hoe dat in Nederland zelf doorwerkt. Hoe wij denken en doen terwijl we dat dus eigenlijk niet doorhebben, omdat we het zien als iets natuurlijks. En als je daar anderen op wijst, krijg je ook te maken met enorme weerstand.’

‘Compensatie is voor mij dat er op scholen wordt onderwezen over het slavernijverleden’

Op zoek naar een nieuwe verstandhouding

Terwijl de regering voor enorme uitdagingen staat, lijkt de samenleving verdeelder dan ooit. Boeren staan tegenover stedelingen, klimaatactivisten tegenover klimaatsceptici, links staat tegenover rechts. Ook internationaal is de verdeeldheid groot. Hoe kan er een nieuwe verstandhouding ontstaan, over de tegenstellingen heen? Daarover gaat deze serie interviews met denkers en doeners.

Het deed Jouwe dan ook goed dat premier Mark Rutte in december namens de Nederlandse regering excuses aanbood voor het slavernijverleden. Hij zei onder meer: ‘Eeuwenlang zijn in naam van de Nederlandse staat mensen tot handelswaar gemaakt, uitgebuit en mishandeld. Eeuwenlang is onder Nederlands staatsgezag de menselijke waardigheid met voeten getreden op de meest afschuwelijke manier. En te weinig hebben opeenvolgende Nederlandse regeringen na 1863 gezien en erkend dat het slavernijverleden een negatieve doorwerking had en heeft. Daarvoor bied ik namens de Nederlandse regering excuses aan.’

Jouwe vond dat Rutte dit ‘gewoon goed deed’. ‘Hij heeft erg goede speechschrijvers.’ De premier zei dat hij het niet deed om schoon schip te maken; er werd geen punt gezet, maar een komma.

De grote vraag is: what’s next? Er zijn plannen voor een bewustwordingsfonds met tweehonderd miljoen euro. ‘Ik zie excuses als een onderdeel van een langer proces en eigenlijk meer als een startpunt dan een eindpunt. Het gaat natuurlijk om de vervolgstappen.’ Voor Jouwe, die onder meer op verschillende universiteiten en hogescholen lesgeeft, is educatie heel belangrijk. ‘Dat het een plek krijgt in het onderwijs, zodat er een basisniveau is om het gesprek te voeren. Ik zie nu nog, ook bij collega’s, een enorm gebrek aan kennis. En ik ben natuurlijk heel benieuwd naar het landelijk onderzoek en naar wat het slavernijmuseum gaat brengen. Dat is beide belangrijk, zodat er op allerlei manieren in het publieke domein en daardoor ook in het maatschappelijk debat meer kennis en connectie ontstaat met dit verhaal – dat het breder serieus genomen gaat worden.’

En herstelbetalingen? Jouwe vindt het ingewikkeld om te praten over financiële compensatie voor individuen. ‘De Rawagede-rechtszaak vind ik heel duidelijk en het is ook goed dat daar compensatie is gekomen voor nabestaanden.’ Dat is een zaak die mede door Jeffry Pondaag, voorzitter van de Stichting Comité Nederlandse Ereschulden, samen met advocaat Liesbeth Zegveld werd aangespannen tegen de Nederlandse staat voor zeven weduwen uit het dorpje Rawagede. Daar hadden in 1947 Nederlandse militairen 431 mannen en kinderen zonder eerlijk proces geëxecuteerd. De weduwen wonnen die zaak in 2011 en kregen een schadevergoeding. Daarnaast moest de staat excuses aanbieden voor de massamoord.

‘Dat vind ik een hele duidelijke casus’, zegt Jouwe. ‘Met het slavernijverleden vind ik het lastiger en kijk ik meer naar collectieve aspecten van erkenning en genoegdoening, bijvoorbeeld via educatie, musea en in het artistieke domein. Compensatie is voor mij meer dat er op scholen wordt onderwezen over het slavernijverleden en dat het een plek krijgt in de maatschappij, waardoor je er niet meer omheen kunt, zoals we ook niet om 4 en 5 mei heen kunnen. En dat vind ik ook goed. Ik bedoel, mijn ouders hebben allebei als jongvolwassenen de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Mijn Indische oma had een joodse onderduiker in haar Haagse huis. Ik ben ook met dat verhaal opgegroeid – en de opkomst van fascisme in Europa laat zien hoe belangrijk het is dat we dat verhaal blijven vertellen. Dat moeten we ook doen met het verhaal over ons slavernijverleden.’

‘De opkomst van fascisme laat zien hoe belangrijk het is dat we dit verhaal vertellen’

Op 1 juli 1863 werd de slavernij in Suriname en op de Nederlandse Antillen afgeschaft (al moesten tot slaaf gemaakten vaak nog tien jaar doorwerken op de plantages), dat zou een mooie symbolische datum zijn voor een nationale herdenking en feestdag. Voor Nancy Jouwe komt daar nog bij dat op 1 juli 1971 de onafhankelijkheid van de Republiek van West-Papoea werd geproclameerd door de Organisatie voor een vrij Papoea (OPM). Ze is de dochter van Papoea-leider Nicolaas Jouwe. Het was wereldnieuws toen hij in 1962 als balling naar Delft kwam, nadat Nederland de belofte aan de Papoea’s van een zelfstandige staat niet nakwam en het in Indonesische handen kwam. Vanuit Nederland bleef hij zich op diplomatieke wijze bijna vijftig jaar inzetten voor onafhankelijkheid. Onlangs werd bekend dat hij 36 jaar lang is geschaduwd door de Binnenlandse Veiligheidsdienst. ‘Tot en met hoe het in het huwelijk ging van mijn ouders, dat hij dronk; alles werd door de dienst gedocumenteerd. Mijn moeder was Indisch en haar jongere broer had rechten gestudeerd. Dat komt ook terug in zijn dossier, omdat ze waarschijnlijk bang waren dat Indo’s een politieke positie zouden innemen die niet positief was voor Nederland.’

Als jonge student, tijdens haar eerste onderzoeksstage, interviewde Jouwe al eens vijftien eerstegeneratie-Papoea-vrouwen. Ze gaf hun zo een stem in een geschiedenis die werd gedomineerd door mannen. ‘Ik mocht impertinente vragen stellen aan de oudere vrouwen in onze gemeenschap die ik normaal gesproken nooit zou stellen: “Dus na de dood van uw man kreeg u eigenlijk meer vrijheid”, en daarop doorpraten. Dat was superinteressant. In Nederland was weinig bekend over onze gemeenschap. Ik zag toen ook dat een studie meer taal gaf aan dat bewustzijn. Niet alles kun je meteen verwoorden. Daarom denk ik dat het ook goed is dat er breed onderzoek wordt gedaan naar ons slavernijverleden.’

Thuis hoorde Jouwe aan de keukentafel constant de verhalen over de koloniale geschiedenis en over de positie van haar familie daarin. Het contrast met de buitenwereld was groot. ‘Daar kreeg je die verhalen nooit te horen, terwijl ik wel op het schoolplein als achtjarige het n-woord naar m’n hoofd geslingerd kreeg en drie jaar later van de juf Zwarte Piet moest spelen. Dus je wordt wel constant geracialiseerd, maar niemand leert waar het vandaan komt.’ Omdat er in Nederland nog steeds weinig kennis is over Papoea’s, ook niet over de gedeelde geschiedenis, gaat Jouwe als buitenpromovendus een serie artikelen schrijven over de Papoea-gemeenschap in Nederland.

Het is gezien haar familiegeschiedenis en de gesprekken die ze als klein meisje al voerde aan de keukentafel niet vreemd dat Nancy Jouwe al op jonge leeftijd politiek bewust was en zich bezig ging houden met zaken als racisme, vrouwenrechten, slavernijgeschiedenis, transculturele uitwisseling en erfgoed in postkoloniale context. Een term als intersectionaliteit, die de laatste jaren in zwang is, is voor het eerst in 2001 in Nederland gemunt in Caleidoscopische visies, een boek van Gloria Wekker, Maayke Botman en Nancy Jouwe. Het is een concept dat uitlegt dat diverse vormen van systematische ongelijkheid niet los van elkaar kunnen worden gezien. Jouwe: ‘Ik merk dat het vaak weerstand oproept, ook bij mannen van kleur, omdat ze het verkeerd begrijpen. Er wordt vaak gedacht dat het over identiteit gaat, terwijl het in feite gaat over wie de macht heeft.’

Ze kan wel een voorbeeld geven: de Turks-Nederlandse Ezra Coskun raakte in 2003 als tienjarige verlamd na een verkeersongeluk. Ze zou daardoor nooit kunnen werken. In plaats van 550.000 euro schadevergoeding kreeg ze maar zeventigduizend euro. Het argument? Als vrouw in Nederland van Turkse afkomst zou ze toch nooit veel gaan werken. De rechter ging mee in dat argument van de verzekeraar. Jouwe: ‘Als je maar een aspect aan haar zou veranderen, zouden ze nooit tot zo’n lage schadevergoeding komen. Als ze een man geweest was, of wit, of uit een andere sociale klasse of cultuur zou komen, was de uitkomst van de rechtszaak in 2013 heel anders geweest. De gedachte bij de rechter was toch: een vrouw met Turkse roots gaat kinderen baren en thuis zitten en geen werk doen waarbij ze veel verdient.’

Maar ook een zwarte vrouw als Sojourner Truth, de naam die ze zichzelf in vrijheid gaf, zette zich in tegen slavernij. Ze werd rond 1797 in slavernij geboren in de staat New York en had een Nederlandssprekende eigenaar. Ze werd burgerrechtenactivist nadat ze zichzelf wist te bevrijden en gaf de iconische speech Ain’t I a Woman? waarin ze gelijke rechten vroeg voor alle vrouwen. Ze wordt daardoor gezien als de voormoeder van intersectionaliteit. Jouwe: ‘Ze sprak tot haar negende Nederlands vanwege haar eigenaar, toen ze werd doorverkocht aan een volgende Engelstalige eigenaar werd ze vreselijk geslagen, omdat ze niet meteen goed Engels sprak.’

Hoewel er de afgelopen jaren veel ten goede is veranderd – denk aan de Black Lives Matter-demonstraties, de aandacht voor het slavernijverleden in de vorm van boeken en onderzoeken en een steeds grotere kring van mensen die bijvoorbeeld de omvang van racisme erkent – is er toch nog veel werk aan de winkel.

Jouwe: ‘Het punt is dat dit soort progressieve ontwikkelingen altijd gepaard gaat met pushbacks en regressieve tegenbewegingen. Een mooi voorbeeld hiervan is de woke-discussie op universiteiten: dat je daar niks meer zou mogen en kunnen zeggen dat tegen die progressieve ontwikkelingen ingaat. Heel vermoeiend en onproductief. Tegenstand is goed, maar dat is iets anders dan de discussie platslaan tot wel of niet woke zijn. Dat zijn twee verschillende dingen. Het is zo plat om het daartoe terug te brengen, het zit een inhoudelijk gesprek in de weg. Ik kan niet voor anderen spreken, maar ik ervaar het zelf ook niet zo dat mensen die niet progressief zijn monddood worden gemaakt. De studenten die ik lesgeef, op universiteiten en kunstacademies, zijn heel divers. Daar zitten ook rechtse jongeren tussen, er zijn ook rechtse docenten, en ik heb niet de indruk dat daar geen ruimte voor is. Sterker nog, Amerikaanse studenten die ik hier lesgeef zijn juist verbaasd over het niveau van de gesprekken en de kennis in Nederland als het bijvoorbeeld over racisme gaat. Daar vinden ze het niet raar om te praten over waarom een zwarte jongen het niet prettig vindt als er een politieauto langsrijdt. Hier is dat vaak nog een moeilijk gesprek.’

Gelukkig kunnen mensen daar ook wel grapjes over maken, zegt Jouwe. Ze was onlangs op een zondagochtend met een groep Utrechters aan het wandelen en bij het voormalige huis van Nicolaas Beets vertelde ze over zijn strijd voor het afschaffen van de slavernij. ‘Toen zei een man van ver in de zeventig: “O, dus Nicolaas Beets was toen al woke?” Iedereen moest erg lachen. Ik wil maar zeggen dat we er ook weer niet te zwaar aan moeten tillen.’

Bron : https://www.groene.nl/artikel/na-de-komma-van-rutte-komt-educatie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *